Ergens in de tachtiger jaren waren mijn maat en ik op bezoek bij een bekende platenbaas. We wilden graag onze carrière een internationale boost geven en hadden min of meer de vraag om ons daarmee te helpen verpakt in een vriendelijke discussie.
In de jaren tachtig waren veel jazzlegendes nog onder ons, maar die waren wel zo oud dat je op je vingers kon natellen dat die niet meer lang zouden kunnen optreden. Het kwam er op neer dat we hem probeerden te overtuigen de basis van zijn business een ietwat andere draai te geven in het voordeel van de jonge Nederlandse acts (ons dus) in plaats van te wachten tot de grote helden, die de basis van zijn business waren, er niet meer zouden zijn.
Er kwamen wel nieuwe helden aan het firmament in die tijd, maar niet met dezelfde snelheid en hoeveelheid waarmee de oudere helden ons verlieten. Hij zag er wel de logica van in, maar echt substantieel erin investeren wilde hij niet. Misschien in de vorm van een tussenoplossing dacht hij nog. Jullie tweetjes met een beroemde Amerikaanse ritmesectie; zou dat wat zijn, vroeg hij. Daar waren we niet echt enthousiast over want we wilden natuurlijk met onze eigen ‘gang’ aan de bak.
De rest is geschiedenis, maar het is wel interessant om het gebeuren te bekijken in een breder perspectief.
De enorme hoeveelheid jazzhelden die toentertijd de basis vormde van de jazzindustrie (als je daar al van kan spreken) zijn er niet meer. Een enkeling is er nog en is verworden tot een superster. Dat is mooi. De kwaliteit hadden ze natuurlijk al, maar ze zijn duidelijk geholpen door vadertje tijd. De oude jazzartiesten die nog kunnen optreden en vroeger behoorden tot de B-selectie zijn gepromoveerd naar de A-selectie. Niks mis mee. Het grote gat dat is ontstaan door het wegvallen van deze grote jazzhelden is voornamelijk gedicht door grote namen uit andere stijlen en genres. De tendens dat alles jazz is hielp daarbij prima mee.
Je loopt over van begrip, want iedereen begrijpt natuurlijk dat als je geld wil verdienen in die business je niet gehinderd wilt worden door een ideaal of een bepaalde ethiek wat betreft het Nederlandse jazzproduct. Jazz lijkt mij sowieso niet een echte aanrader als corebusiness, maar goed, daar gaat het nu even niet over. Festivals met een internationale allure, agentschappen en impresariaten, platenlabels en de media hebben dus wel wat beters te doen. Als excuus hebben we ook nog de heilige marktwerking, dus kan gelijk iedereen zijn handen wassen in onschuld en overgaan tot de orde van de dag.
De infrastructuur van de overheid helpt ook niet mee. Geen investering op de lange termijn, beperkte budgetten ter ondersteuning, geen stimulans ten aanzien van een groot circuit dat zou moeten zorg dragen voor een gezond aantal speelbeurten, slechte honorering en bijna geen mogelijkheid voor een lange carrière en ga zo maar door. De musici die het redden als creatieve entiteit in de jazzmuziek zijn er natuurlijk wel, maar het blijft toch erg summier. Dan hebben we het nog niet eens over een carrière op lange termijn. Als het er is dan is het duidelijk een carrière van een enkeling die in zijn bijzonderheid de regel bevestigt. Naast de uitvoerenden wordt het verdere ecosysteem van de jazzmuziek en de industrie die daar aanhangt voornamelijk gedragen door de gepassioneerde liefhebber die in de meeste gevallen het nog onbezoldigd doet of voor weinig. Als we mazzel hebben, dan heeft diegene nog ergens een positie van belang wat dan spreekwoordelijk een duit in het zakje doet. Ik prijs al die mensen uit de grond van mijn hart, maar het is niet echt een klimaat waarbij het Nederlandse jazzproduct nationaal en internationaal tot een eventuele grote hoogte kan stijgen.
Stel je nou voor dat je hetzelfde zou doen met onze nationale grote bezigheid en liefde: voetbal.
Geen mooie nieuwe voetbalstadions, geen jeugdselecties, geen media aandacht, geen goede honorering, geen doorstroming van de gewezen jonge helden naar een mooie nieuwe trainersloopbaan of zoiets, weinig wedstrijden, geen miljoenen die er door de overheden worden ingepompt en de business die alleen maar aandacht heeft voor het voetbal uit het buitenland. De Nederlandse voetballers moeten maar trainen in hun vrije tijd, want overdag moeten ze de pegels ergens anders verdienen en als er al een club van belang is worden ze en passant over het hoofd gezien. Het zou niet echt de voetballers opleveren die Nederland nu rijk is en het zou zeker niet het voetbal opleveren wat men graag ziet.
We stoppen klauwen met geld en tijd in voetbal en dat vinden we allemaal volslagen normaal en terecht. We geloven er met zijn allen in en het wordt in de breedte ondersteund en gedragen. Bij jazzmuziek doen we dat niet. Het is natuurlijk erg naïef, maar ik vind het toch een gemiste kans want de mogelijkheden zijn er wel degelijk. We zouden zo een product kunnen leveren door internationale allure en niveau, maar helaas werkt het overgrote deel van de Nederlandse jazzscene toch in feite vanuit een amateurstatus en verkeert het op allerlei vlakken in een underdog positie. Vanuit zo’n uitgangspunt is het een zware pijp roken.
Ben van den Dungen